Meteen naar de inhoud
Open navigatie

Reanimatiescore in detail

Het QCPR-scorealgoritme begrijpen

We weten dat een juiste reanimatie zorgt voor hogere overlevingskansen en het idee achter de score is om weer te geven hoe goed de reanimatieprestatie werkelijk is voor de patiënt

Het QCPR-scorealgoritme van Laerdal geeft cursisten een nauwkeurige score op basis van hun reanimatieprestaties en begeleidt hen bij het verbeteren van hun reanimatievaardigheden. Maar wat betekenen de cijfers waaruit de score bestaat precies?  

Hoe zijn deze scores mogelijk?

Waarom behaalde cursist 2 een betere score terwijl 
cursist 1 een betere compressiediepte had?

Cursist 1

Cursist 2

Het korte antwoord is dat de bovenste cijfers, de totale score van 96% en 98%, non-binaire getallen zijn. Het QCPR-algoritme van Laerdal meet hoe dicht de cursist bij de norm zit voor alle alle sub-vaardigheden van reanimatie. De drie andere getallen op de bovenstaande schermen zijn binair en registreren alleen "voldoet" of "voldoet niet" aan de norm.

Terwijl bij binaire scores alleen wordt geteld hoe vaak elke individuele cursist zich aan de aanbevolen richtlijnen houdt, berekent het non-binaire algoritme van Laerdal ook hoe dicht de cursisten bij de drempels zitten.

In het voorbeeld hierboven:

  • Cursist 1 had 94% OK compressiediepte
  • Cursist 2 had 92% OK compressiediepte, lager dan cursist1. 
  • Cursist 2 kreeg echter een hogere score.
  • De reden is dat de "verkeerde" compressies van cursist 2 veel dichter bij de drempel van 5-6 cm lagen. Hierover later meer.

De algemene reanimatiescore is een eenvoudige weergave van hoe goed de reanimatieprestaties waren, maar de wiskunde erachter kan zeer complex zijn. Op deze pagina delen we enkele inzichten met u over de principes waarmee we de score berekenen, en ook hoe u het leren van reanimatie kunt verbeteren.

Reanimatiescore in detail

Waarom hebben we een reanimatiescore?

We weten dat een juiste reanimatie zorgt voor hogere overlevingskansen en het idee achter de score is om weer te geven hoe goed de reanimatieprestatie werkelijk is voor de patiënt

Eerder werd reanimatiefeedback gegeven met een strikt goedgekeurd/afgekeurd resultaat. In de afgelopen 10 jaar hebben we bij Laerdal met onze partners een algoritme ontwikkeld met een meer gedetailleerde reanimatiescore. Laten we dit illustreren aan de hand van een voorbeeld:

Voorbeeld: Maak kennis met Julie, een kei in reanimeren, die niet slaagde voor de reanimatietest

Julie is een verpleegkundige op de spoedeisende hulp in een ziekenhuis in het Verenigd Koninkrijk. Ze is fysiek fit en in staat om bij elke compressie een diepte van meer dan 50 mm te bereiken - altijd met volledig loslaten en zonder onderbrekingen. Ze is één van de beste reanimatiebeoefenaars die we ooit hebben gezien. Toch gaf de binaire reanimatiefeedback na de sessie aan dat ze had gefaald.  Waarom?

Haar compressiesnelheid bedroeg een consistente 122 compressies per minuut. Klinisch uitmuntend, maar net een klein beetje buiten de magische grens van 100-120 in de richtlijnen. Was het gegrond om haar te vertellen dat ze had gefaald? Nee. Als uw leven op het spel stond, zou u willen dat Julie uw reanimatie zou uitvoeren.

Toen we de oude, binaire score gebruikten, zagen we deze resultaten de hele tijd. Dit is één van de redenen waarom we een nieuw scorealgoritme voor reanimatie hebben gemaakt.

Wat betekent binair en non-binair scoren?

Terwijl andere aanbieders van reanimatiescores alleen binaire getallen gebruiken, gebruikt Laerdal een non-binaire benadering om een realistischere prestatiebeoordeling te presenteren. De eenvoudige reden hiervoor is dat zowel de compressiediepte van 49 mm als die van 25 mm buiten de richtlijn vallen, maar dat 49 ongetwijfeld - en met voorsprong - de meest gewenste prestatie is.

  • Binaire scores: geslaagd of niet-geslaagd.  In het inleidende voorbeeld had cursist 1 94% van de compressies binnen het juiste bereik van 50-60 mm. De overige compressies vielen buiten de richtlijnen. Er is geen onderscheid tussen bijvoorbeeld 25 mm en 49 mm. Ze zijn allebei "onvoldoende".  
  • Non-binaire getallen:  Hoe groter de afwijking, hoe groter de scoreverlaging.  Met andere woorden, een compressiediepte van 49 mm geeft een veel betere score dan 25 mm. 

 

Figuur 1. Non-binaire scores.
Cursist 1 en 2 krijgen evenveel compressies binnen als buiten de drempelwaarde van de richtlijn. Maar cursist 2 krijgt de hogere score omdat de compressies buiten de drempelwaarden dichter bij de richtlijn liggen. Hetzelfde principe wordt gebruikt voor alle andere reanimatievaardigheden. (Deze figuur is niet op schaal, enkel ter illustratie)

Hoe wordt het algoritme gemaakt?

Het QCPR-algoritme werd uitgewerkt door Laerdal Medical in nauwe samenwerking met leden van de AHA ECC-subcommissies en co-auteurs van het 2013 AHA Consensus Statement on CPR Quality. Op basis van de input van deze experts hebben we wiskundige modellen gemaakt voor elke sub-vaardigheid in reanimatieprestaties, zoals compressiediepte, loslaten, beademingsvolume, enz.

Elke compressie en beademing wordt individueel bijgehouden en krijgt een score, en die scores worden opgeteld in de totaalscore. Hoewel gegevens zoals gemiddelde snelheid interessant kunnen zijn, worden gemiddelden niet gebruikt om de totaalscore te berekenen. Op dezelfde manier hebben de binaire getallen geen directe invloed op de berekening van de score.

Subtractief scoremodel
Het score-algoritme maakt gebruik van een subtractief scoremodel waarbij we beginnen met een perfecte score en als de cursisten iets verkeerd doen, wordt de score verlaagd. Als u binnen de richtlijnen blijft krijgt u altijd een score van 100%. Als u ervan afwijkt, wordt de score verlaagd.

Uitgezet langs een S-curve kunnen we zien dat kleine afwijkingen leiden tot een kleine verlaging van de totaalscore, terwijl grote afwijkingen resulteren in grote verlagingen van de reanimatiescores:


Fig.2: Compressiesnelheid op de x-as, en score op de y-as.
We zien dat de reanimatiescore snel verslechtert aan beide zijden van de drempelwaarden van de richtlijn. (Deze figuur is niet op schaal, enkel ter illustratie)

Voorbeelden: Hoe kunt u een hoge score behalen met lage binaire cijfers?

Een populaire functie van onze QCPR-oefenpoppen is de QCPR-race waarbij maximaal zes cursisten kunnen deelnemen aan een race om te zien wie het beste kan reanimeren. 

Soms zien we dat terwijl de ene cursist de beste score behaalt op binaire sub-scores (zoals het percentage compressiediepte), een andere cursist tot winnaar van de race wordt gekroond. De binaire sub-scores (zoals het percentage compressiediepte) zullen niet altijd helpen om de reanimatiescore te verklaren.

Voorbeeld 1 - Hoge score met lage binaire sub-scores: 

Twee cursisten voeren 100 compressies uit. Cursist 2 behaalt een betere totaalscore dan cursist 1, ook al had cursist 1 een betere compressiediepte als u alleen naar de binaire scores kijkt.

De reden hiervoor is dat cursist 2 dichter bij de richtlijnen presteerde tijdens de 10 compressies die "onvoldoende" diep waren, en cursist 1 heel ver verwijderd was van de richtlijnen tijdens de 8 compressies die "onvoldoende" waren.   

Voorbeeld 2 - Beademingen die de limiet overschrijden: 

In een ander voorbeeld geven beide cursiten te veel lucht bij de beademing en overschrijden ze dus het beademingsvolume opgelegd in de richtlijnen.

Stel dat cursist 2 610 ml lucht heeft gegeven (wat klinisch oké is) en cursist 1 2000 ml lucht heeft gegeven, wat inderdaad het klinische resultaat in gevaar kan brengen. In binaire termen zijn deze resultaten hetzelfde, eenvoudigweg "onvoldoende". In klinische termen, en dus ook bij het scoren, zijn ze echter heel verschillend. Cursist 2 zat veel dichter bij de richtlijnen en kreeg hiervoor een hogere score. 

Voorbeeld: Hoe kunt u een lage score krijgen met hoge binaire cijfers?

Soms - vooral bij sessies met alleen compressies - is de totaalscore onverwacht laag, ook al zijn compressiesnelheid, compressiediepte en het loslaten allemaal perfect (zie onderstaande afbeelding).

De scorevermindering voor veel van deze sessies komt van de borstcompressie fractie. Als uw compressies worden onderbroken, wordt de score verminderd; langere onderbrekingen geven een grotere scorevermindering.

Ook het vermelden waard is dat als u een "Alleen compressie"-sessie doorloopt, de verwachte borstcompressie fractie 100% is, omdat u geen goede redenen hebt om de compressies te stoppen. Dus als er toch onderbrekingen zijn, wordt de score behoorlijk streng verlaagd.

cprscoring_lowcompressionrfraction.jpg
Illustratie, sessie met alleen compressies: Snelheid, diepte en loslaten zijn allemaal perfect. De totaalscore is echter onverwacht laag. De reden hiervoor is de borstcompressie fractie parameter. 

Welke reanimatiegegevens worden berekend?

Het aantal berekende parameters hangt af van de oefenpop of simulator die u gebruikt en welke software of applicatie u gebruikt. 

10 parameters die worden gebruikt om de QCPR-score te berekenen:

  • Compressiediepte
  • Compressiesnelheid
  • Onvolledig losgelaten
  • Positie van de handen 
  • Compressies per cyclus
  • Borstcompressie fractie (ook bekend als flow fractie)
  • Beademingsvolume
  • Beademingsfrequentie
  • Aantal voorbeademingen
  • Duur van de beademingen voor het starten van de reanimatie